Column: arm kind?

Mijn pleegmoederhart huilt zo af en toe… Een van die momenten wil ik graag met jullie delen. Onze pleegdochter, sinds twee weken “al 8 jaar hoor”, heeft sinds een maand of negen speltherapie. Elke maandagochtend haal ik haar op uit school om haar daarnaartoe te brengen. In dat uur doe ik mooi even de boodschappen.

Fanatiek
Als ik haar ophaal is het altijd net pauze. Van een afstandje bekijk ik het potje voetbal waar ze mee bezig is. Reuze fanatiek is ze! Ze rent en roept om de bal. Ze juicht als er gescoord wordt. Heerlijk om haar zo te zien, want voetballen is 1 van de dingen die ze heel graag doet. Ze is het enige meisje dat mee voetbalt. De andere meiden uit haar klas zie ik oefenen met de radslag en de handstand. Zij niet en dat geeft natuurlijk niks. Ze doet niet onder voor de stoere jongens, want wat hoort ze daar graag bij.

Op weg
Dan roep ik haar… we moeten gaan. Anders zijn we te laat. Ik stoor haar bij datgene waar ze zo blij van wordt. Ik haal haar uit een enthousiast potje om weer geconfronteerd te gaan worden met de beschadigingen die ze in haar jonge leven heeft opgelopen. Begrijp me niet verkeerd; we zijn blij dat ze er naartoe gaat. Want het is nodig. Om haar uiteindelijk verder op weg te helpen in het leven. En we zijn blij dat ze na een lange aanlooptijd en enorm veel geduld van de speltherapeut steeds meer laat zien van de pijn die ze soms voelt. De pijn die ervoor zorgt dat ze doet zoals ze doet.

Geen pop
“Heb je Fransje bij je?” fluistert ze als ze hijgend komt aanlopen. Ze fluistert omdat al die stoere jongens met wie ze net nog voetbalde, absoluut niet mogen weten dat zij naast voetballen ook heel graag met Fransje speelt. Fransje is haar pop. Ik mag het geen pop noemen. Het is haar broertje. Zij is de grote zus, Nee vooral niet de moeder van Fransje, want dat ben ik. 

“Natuurlijk heb ik Fransje meegenomen. Hij slaapt, lieverd”.

“Mag ik even kijken?” Uiteraard mag dat en ik doe de achterklep open. Daar staat haar kinderwagen met Fransje erin. 

Fransje is ’s ochtends voor schooltijd al door haar verschoond. Zijn kleertjes zijn zorgvuldig uitgezocht en ze vroeg mij of hij een jasje aan moest of dat het buiten warm genoeg is. Ik adviseer haar wel een jasje bij hem aan te trekken en ze kiest een lekkere warme uit. Ze pakt hem op als ware het een echte baby. Ze ondersteunt zijn hoofdje. Geeft hem een speen, wiegt hem en vertelt hem dat hij straks mee mag naar de speltherapie. Ze legt hem alvast in de wagen. Hij wordt lekker ingestopt met een warm dekentje. Onderop in het mandje legt ze zijn fles, een schone luier, zijn knuffel en reservekleding. Tot slot hangt ze een hydrofieldoek voor de wagen. Niet voor de zon, of zodat hij lekker kan slapen. Nee, niemand, op een paar mensen na, mag Fransje zien. Ook de speltherapeut niet. Al weken gaat hij mee, maar hij blijft verborgen…

Inhalen
In feite is Fransje natuurlijk gewoon een representatie van onze lieve meid. Zou ze dat zelf al weten? Fransje staat voor het gekwetste kind dat zij is. Via Fransje haalt ze in wat ze qua verzorging en aandacht in de eerste anderhalf jaar van haar leven heeft gemist, maar waar ze zo naar verlangt en heeft verlangd. 

Niemand mag dat stukje gekwetstheid van haar zien. Ze wil dat zelf ook niet zien. Niet voelen. Dat doet haar immers pijn. Liever is ze boos, dat is een emotie die voor haar op dit moment minder pijnlijk is. Alleen is dat voor de buitenwereld soms wat lastiger uit te leggen. Moelijker te begrijpen. En dat snappen wij wel, maar jij nog niet. Ons lieve, prachtige meisje. We lopen met je mee in je proces. In de hoop dat we er over 10, 20, of 30 jaar op kunnen terugkijken als waardevol en goed. Dat we kunnen zeggen: “Weet je nog? Wat fijn dat het nu zo goed met je gaat”.